Patiënt met last rechter schouderregio. Na 3 sessies Dry Needling blijft de klacht gelijk. Wat zien we over het hoofd?
29 oktober, 2024 in
Patiënt met last rechter schouderregio. Na 3 sessies Dry Needling blijft de klacht gelijk. Wat zien we over het hoofd?
VALVAN VOF, Van Bruwaene Philippe



Anamnese: 

Patient is een 22 jarige student die elke week loopt, zwemt en algemene krachtoefeningen doet. Plots ontstaat tijdens een loopsessie pijn in diepe schouder en rechterarm. Hij neemt wat relatieve rust maar bij heropstart van zijn sport is de pijn nog steeds aanwezig. Na een 2-tal loopsessies verergert de pijn. Nu is de pijn constant. De klacht is enkel rechts : lichte pijn interscapulair, manifester op het schouderblad en in de nekhoek met soms uitstraling naar de radiale arm. P geeft ook continue nek- en schouderspanning aan. Ook voelt hij soms knagende pijn subocciptaal uitstralend naar temporaal.

De pijn wordt duidelijk erger bij lopen of wandelen. Sturen tijdens het autorijden geeft een vermoeide last aan de pink en ringvinger. Ook een tas ea lang vasthouden geeft vermoeidheid en last in de voorarm. Lang zitten is onaangenaam en neigt hem te doen bewegen. ’s Nachts komt hij soms wakker van een pijnlijke stramme nek. Ochtendstramheid is aanwezig en verdwijnt na een uurtje.  

 Vroegere behandelingen waren chiropraxie, osteopathie, acupunctuur , cupping en 9 beurten kine.

3 maand geleden werd hij opgenomen in het ziekenhuis wegens acute suboccipitale drukpijn met volledige gevoelloosheid van rechter occiput en temporale zone. Hersenscan, NMR en EMG waren negatief. 1 week geleden werd nog een CT scan en bloedonderzoek gedaan waar alles normaal bleek.

 Klinisch Onderzoek:

  • Inspectie toont een lichte head forward posture, bilaterale schouderprotractie en lichte hyperkyfose TWZ.
  • Tijdens mobiliteitsonderzoek geven enkel rotaties rechts hoogcervicale last rechts pijn en beperking. 
  • Mid- en laagcervicaal en CTO OK. Enkel C6-C7-T1 geven periostale irritatie bij palpatie rechts. 
  • TOS testen zijn negatief, alsook de ULTT. Verdere neurogene testen zijn allemaal negatief. 
  • Scapulair ritme rechts is iets vertraagd maar niet echt klinisch relevant gecorreleerd.
  • Schouderonderzoek negatief. 
  • Musculair onderzoek toont meerdere hypertone zones en bij specifieke palpatie naar tps worden onderstaande punten aan de rechterkant ook behandeld in de eerste consulten. 

Scalenus posterior +++
SCM  ++
Splenius capitis +++
Splenius cercivis caudaal Tp +++
Suboccipitalis +
Trapezius tp 1 +++
Semispinalis capitis C1 ++
Pectoralis major en minor + 

 Behandeling:

Aangezien het gaat over centrale punten en de patiënt nog nooit eerder werd geprikt, worden de prikken rustig opgebouwd en gedoseerd aangepakt.

Ook manuele therapie en stretching wordt aangereikt. Stretching voor thuis wordt aangeleerd en sporten wordt momenteel afgeraden aangezien dit zijn klachten sterk uitlokt.

Per anderhalve week a 2 weken komt de patiënt terug. Initieel is hij niet echt enthousiast over de resultaten. Hij heeft telkens een dag reactie op de behandeling met (niet herkenbare) last, zelfs neigend naar pijn. Lichte stramheid eveneens. 

Na 3 sessies zijn de klachten quasi gelijk. Meer nog, hij voelt meer en meer stramheid tijdens de rotatie rechts.

Weliswaar voelen we bij palpatie van de musculaire structuren manifest minder spanning en meerdere taught bands zijn verdwenen. 

Hierdoor wordt de focus van behandeling gezet op manuele release - en desensitisatietechnieken. 

Hoogcervicale tracties en zachte mobilisaties, CWZ rotatie- en LF mobilisaties met weke delen harmonics, schouder retracties en stretching, centrale desensitisatietechnieken via dry needling op CTO, ribmobilisaties rechts (lichte beperking).

Sessie 5: P meldt opgelucht een duidelijke pijnverlaging na de laatste behandeling.

P is momenteel in opvolging met sessies per 6 weken. De pijn is nog soms fluctuerend aanwezig maar in veel lagere intensiteit.

 Wat bemerkingen die we kunnen aangeven bij deze casus:

    • Meerdere spierkettingen kunnen tegelijkertijd actief zijn. 
    • Hier waren er 2 focale pijnzones:

           1. Suboccipitale pijn waar de splenius cervicis de sleutelspier bleek te zijn. De associatiespierketting vanuit de spenius cervicis (maw, de spieren die                “meegesleurd worden in dysfunctie door de splenius cervicis) zijn de SCM, trapezius, splenius capitis en suboccipitalis. Al deze spieren hadden                     actieve tps. De semispinalis capitis is een spier die niet op de lijst staat maar wel “scoort”.

              2. Uitstralende pijn interscapulair naar radiaal traject: hier speelt de scalenus posterior een manifeste rol. Ook hier zijn we meerdere associatiespieren                    actief uit de lijst (blz 246): SCM, trapezius, splenius capitis, pecto major en minor,.

    • Vaak zien studenten/collega’s de scalenus als een moeilijk te prikken spier. Onterecht. Ook bij deze patiënt was de posterior streng duidelijk palpabel en als eerstelaagsspier makkelijk te prikken.
    • Deze casus toont aan dat we via het systeem van de spierkettingen een leidraad kunnen vinden om actieve spieren op te sporen maar dat je ook perfect bepaalde spieren kunt behandelen buiten de ketting.
    • Zelfs al is dry needling in deze casus een sterke meerwaarde, toch is het een valkuil te denken dat de eerdere behandelingen nutteloos of inefficiënt zouden zijn. Als therapeut blijft het belangrijk nederig te blijven als radertje in het complexe proces van een revalidatie. Het werk van collega therapeuten (bv in casus zonder dry needling) verdient absoluut zijn/haar plaats in de totaalbehandeling van de patiënt.