Radiaal tunnel syndroom en Dry Needling
22 januari, 2020 in
Radiaal tunnel syndroom en Dry Needling
Demeestere Jeroen



Als therapeut worden we frequent geconfronteerd met patiënten die laterale elleboogpijn vertonen. Naast de gekende epicondylitis lateralis diagnose is één van de mogelijke diagnoses om deze typische pijn te verklaren gekend als radiaal tunnel syndroom (RTS). Er wordt aangenomen dat bij RTS de laterale elleboogpijn veroorzaakt wordt door een compressie van de nervus posterior interosseus (posterior interosseus nerve: PIN) in de radiale tunnel ter hoogte van de onderarm. RTS wordt omschreven als diepe knagende pijn in het proximale radiale deel van de voorarm, dit is gepaard met gevoeligheid ter hoogte van de supinator spier, enkele cm distaal ten opzichte van de epicondylus lateralis. Mogelijke andere klinische bevindingen zijn pijn bij supinatie tegen weerstand met een gestrekte elleboog of pijn bij extensie van de vingers tegen weerstand. De diagnose wordt tot op heden gesteld aan de hand van een klinisch onderzoek, EMG onderzoek is gewoonlijk normaal. Het gebrek aan elektrodiagnostische bevindingen zorgt ervoor dat deze diagnose tot op heden nog steeds  controversieel is. De radiale tunnel is een gekende anatomische zone anterieur van de radiuskop. De nervus radialis splitst in een sensorische tak en een motorische tak (PIN). Deze motorische tak heeft in zijn verloop enkele mogelijke plaatsen waar er inklemming kan optreden. Meest frequent gebeurt deze inklemming ter hoogte van de proximale pezige rand van de m. supinator (arcade van Frohse). Het aanspannen van de musculus supinator leidt tot een drukverhoging in deze radiale tunnel.  Frequente activatie van deze spier bij een arm in lichte flexie tot volledige extensie (0-45° flexie) is een mogelijke risicofactor om deze klachten te ontwikkelen. Een mogelijke hypothese omtrent het ontstaan van deze pijnklachten is dat door deze inklemming zenuwirritatie en lokale inflammatie ontstaat. Dit leidt tot veneuze congestie en verminderde doorbloeding met als gevolg verminderde zenuwmobiliteit en adhesies in het omliggende weefsel en uiteindelijk tot neurogene ischemie. Deze ischemie veroorzaakt op zijn beurt verdere sensitisatie en toegenomen perifere nociceptie. Conservatieve behandeling (spalk, NSAID, cortisone-injecties, kinesitherapie en ADL restrictie) krijgt tot op heden de voorkeur op operatieve ingrepen. Indien de klachten van de patiënt niet verbeteren, kan overgegaan worden tot een operatieve ingreep waarbij de zenuw (PIN) vrijgemaakt wordt ten opzichte van zijn anatomische omgeving. Als myofasciaal therapeut hebben we echter een potentiële troef in ons conservatieve behandelingsarsenaal, nl. dry needling. In een recente case study (2016) werd deze optie bijzonder succesvol verkend. De patiënt werd met dry needling behandeld thv de musculus supinator en reeds na 3 behandelsessies werd een volledig herstel bereikt. Vermoedelijk werd dit bovenstaande effect bereikt door een lokale verbetering op vlak van doorbloeding, mobiliteit en pijn in combinatie met het gekoppelde centrale effect op de pijnbeleving  van de patiënt. Verder onderzoek is uiteraard nodig om deze eerste bevindingen te staven maar het is een eerste goeie indicatie dat dry needling in veel pathologische situaties van nut kan zijn. De volledige artikels en uitgebreidere informatie kan je hieronder vinden. https://www.orthopedic.theclinics.com/article/S0030-5898(12)00080-6/abstract https://www.jhandsurg.org/article/S0363-5023(10)00320-5/abstract https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29474114